Preek op Allerheiligen met gedachtenis van Allerzielen

Wij geloven in een God die wij bij name kunnen noemen. Onze God is geen abstracte god, niet ‘iets hogers’ waarvan we geloven of denken dat het ‘bestaat’. Onze God is een God die zich kennen laat. Een God die zich bekend maakt en die ons uitnodigt hen aan te spreken.

Tegelijkertijd is Gods naam onuitsprekelijk. Die naam nemen Joden niet op de lippen. Als zij de Thora reciteren, zeggen ze hashem, ‘de naam’, wanneer ze de naam van God zien staan. Spreken ze tot God, dan veranderen ze de klinkers en noemen hen: Jehovah. Wanneer wij als Nederlandse christenen de naam van God noemen willen, gebruiken we diverse vertalingen: de HEER, de Eeuwige, de Wezer, Die er is en zijn zal. Eigenlijk kunnen we die naam alleen maar fluisterend en stotterend uitspreken.

Wij geloven in een God die wij bij name kunnen noemen. Ook al stotteren en stamelen we soms als we hen aanroepen.

***

Wij geloven in een God die ons bij name kent. Als we dat geloven, dan gaat het ons niet zozeer om de ongekende geheugencapaciteit van de Almachtige. Dan verwonderen we ons juist over hoe God op ons betrokken is, hoe wij ons door God gehoord en gezien kunnen voelen.

Dat gebeurt op indirecte en toch persoonlijke manieren. Vlak voordat iemand gedoopt gaat worden, noemt diegene of diens ouders diens naam, de naam waarmee je gedoopt gaat worden. Dan zegt de priester: “Moge deze naam geschreven staan in het boek van het leven en gegrift in de palm van Gods hand.” Wanneer iemands aardse leven ten einde gekomen is, bidden we in de eucharistieviering ter uitvaart: “Heer God, herinner U haar naam, die zij van mensen heeft ontvangen en waarin zij gekend wordt, ook al is zij gestorven, die naam die Gij geschreven hebt in de palm van uw hand.”

Met deze Bijbelse beelden drukken wij uit dat wij geloven in een God die ons bij name kent en die zich onze naam altijd herinneren zal.

***

Vandaag vieren we Allerheiligen en gedenken we alle heiligen van de kerk. Doorheen het jaar gedenken we van tijd tot tijd een specifieke heilige: Maria, Johannes de Doper, Barnabas. Maar al heel vroeg in de geschiedenis van de kerk ontstond het feest van Allerheiligen. Want de christenen werden vervolgd en velen stierven als martelaar. Al snel werd het ondoenlijk om al die martelaren jaarlijks op hun sterfdag te gedenken: het waren er teveel. Zo ontstond dus het feest van Allerheiligen. Dat viert de kerk op 1 november of, zoals vandaag, op de dichtstbijzijnde zondag.

Direct op het hoogfeest van Allerheiligen volgt het feest van Allerzielen. Dan herdenken we alle overledenen. Ook hen kunnen we jaarlijks op of rond hun sterfdag gedenken en dat doen we ook. Zeker mensen die wij persoonlijk hebben gekend. Maar met Allerzielen herdenken we alle zielen. Ook gelovigen van wie we de naam vergeten zijn. Ook gelovigen van wie we de naam niet weten. De gedachtenis voor Allerzielen geven wij vandaag een plek in de voorbeden, op dit hoge feest van Allerheiligen. Zo voelen wij ons door de dood heen verbonden met alle heiligen van naam en alle gelovigen die ons zijn voorgegaan.

***

Wij geven namen aan onze kinderen. Soms kiezen wij voor onszelf een nieuwe naam. En wanneer iemand ons bij name noemt, kunnen we opleven: je voelt je gezien en gekend.

Niet van alle mensen die we ontmoeten onthouden we de naam. Niet van alle mensen over wie we lezen krijgen we de naam te horen. Wij kunnen niet alle namen onthouden en we hoeven niet altijd ieders naam te weten.

Maar hierin schuilt wel een gevaar. Want als we iemands naam niet weten, staat diegene meer op afstand. Dan is de band minder persoonlijk. Het kan zomaar dat we diegene dan primair beschouwen als behorend tot een bepaalde sociale groep. Dan kunnen het zomaar ‘dat soort mensen’ voor ons worden. Met alle bewuste en onbewuste vooroordelen die wij over ‘dat soort mensen’ kunnen hebben. Totdat ze niet eens meer mensen zijn.

***

Anderhalve week geleden sprak Ramsey Nasr – acteur, schrijver en zoon van een Palestijnse vader en Nederlandse moeder – een column uit in het tv-programma Khalid en Sophie. Daarin spreekt hij over hoe westerse media berichten over de Israëlische doden en slachtoffers op 7 oktober en over de Palestijnse doden en slachtoffers sindsdien. Met zijn column heeft hij heel veel mensen, waaronder mij, diep geraakt. Ik lees het eerste gedeelte ervan voor (uit de versie die in NRC werd gepubliceerd):

“Alle gegijzelden, alle doden, Israëlisch en Europees, hebben inmiddels hun namen gekregen. Hun familie en vrienden zijn gehoord op tv, in de krant. Hun levens, dromen, idealen zijn ons bekend, voor altijd. Ik vind dat terecht.
Wel heb ik een vraag. Hebben Palestijnse levens eenzelfde waarde voor ons, in een gruwel die voor hen al 75 jaar voortduurt? Kennen wij ook de namen van hún dode baby’s, hún vernederde grootouders, hún vermoorde kinderen? Kennen wij hún individuele dromen, vrienden, schoolrapporten?
Palestijnse levens worden doorgaans per aantal genoemd: 2.600 doden, 900.000 ontheemden, 2,2 miljoen inwoners. Geen namen maar nummers.”

Ik nodig u uit om op een later moment zijn gesproken column te beluisteren of na te lezen in de NRC. Intussen zijn we anderhalve week verder en staat de teller inmiddels al op de 8.000 doden. Achtduizend. Een onvoorstelbaar aantal. Een gruwelijk aantal. Maar waar zijn hun namen? Ik kwam de namen tegen van Viola en Yara Amash. Zij werden op 20 oktober gedood bij de aanslag op een bijgebouw van Grieks-Orthodoxe Kerk van St. Porphyrius. Dat is een van de oudste kerken ter wereld en er schuilden op dat moment vijfhonderd christenen en moslims. Of neem Yousef Maher Dawas, een schrijver en journalist in Beit Lahia, in het noorden van Gaza. Hij schreef over de oorlog tot hij op 14 oktober zelf omkwam. Zijn vrienden en collega’s schrijven over hem op de website van het Palestijnse jongerenplatform waarvoor hij actief was: We Are Not Numbers.

Waar zijn de namen? De namen van veel gedode Palestijnse kinderen staan op hun armen of benen geschreven. Dat hadden veel ouders uit voorzorg gedaan. In de hoop dat áls hun kinderen bij de zoveelste raketinslag gedood zouden worden, er een kans zou zijn dat hun kinderen geïdentificeerd konden worden en zij hun eigen kinderen zouden kunnen begraven.

***

Wie nu tekort komen, zullen in Gods Koninkrijk leven in overvloed. Wie nu veracht worden, zullen hooggeacht worden in het Koninkrijk van de hemel. Wie nu hongeren en dorsten naar gerechtigheid, zullen dan verzadigd worden.

Dat zijn dus ook zij die door ons toedoen tekort komen: zij die arm zijn doordat wij onze rijkdom voor onszelf houden. Het zijn dus ook zij die door ons veracht worden, op wie wij neerkijken, die wij niet als volwaardig mens beschouwen. Het zijn dus ook zij die slachtoffer zijn van onrecht waaraan wij medeplichtig zijn.

Er is dus moed voor nodig om werkelijk te verlangen naar het Koninkrijk van God. Er is dus inspanning nodig om aan de komst van dat Koninkrijk deel te nemen. Laten we ons dus voorbereiden op een leven in de omgekeerde werkelijkheid die Jezus in de zaligsprekingen verkondigt.

***

“Zalig zijn de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.” Dat is dus de naam die zij zullen dragen: kinderen van God. Vredestichters zijn zij die niet kwaad met kwaad vergelden. Vredestichters zijn zij die zich inspannen anderen altijd als mens te blijven beschouwen. Dat kunnen ook wij worden als wij met onze woorden en onze daden op vrede zijn gericht. Vrede op aarde. En nu meer dan ooit in het heilige land, voor allen die daar wonen – from the river to the sea.

This entry was posted in Uncategorized and tagged , , , , , , . Bookmark the permalink.